Dierlijk dineren
In dit verhaal ontdek je de unieke eetgewoonten van de dieren in ARTIS. Van de planteneters tot de zeeleeuwen, elk dier heeft zijn eigen manier van eten.
Elke morgen rond 7.30 uur rijdt vanuit het voedselmagazijn het eerste voedseltreintje door ARTIS. Vier of vijf karren boordevol met voer voor de grote planteneters zoals de olifanten, giraffen en zebra’s. Een uur later volgt het tweede treintje, met vlees en vis, konijnen, ratten en muizen, krekels en sprinkhanen, groente, fruit en droogvoer. Elk diersoort heeft zijn eigen eetgewoonten.
Smaken verschillen
Smaak, proeven en ruiken zijn belangrijk bij het keuren van voedsel. Is het nog wel goed? Ruikt iets niet lekker, dan willen we het niet eens proeven. Smaken verschillen niet alleen individueel, maar ook per soort. De meeste zoogdieren kunnen vijf smaken onderscheiden: zoet, zuur, zout, bitter en de ‘vijfde smaak’ umami (hartigheid). Uit recent onderzoek blijkt dat dit niet voor alle (zoog)dieren geldt. Pure vis- en vleeseters zoals katten en zeeleeuwen kunnen bijvoorbeeld geen zoet proeven. De pinguïn mist zelfs drie van de vijf smaken. Hij kan alleen nog proeven of iets zuur of zout is. Toch zijn de Afrikaanse pinguïns in ARTIS best kieskeurig zijn als ze haring krijgen. Dat wijst erop dat hun mondgevoel en reukorgaan prima werken om te bepalen of de vis nog goed genoeg is.
Bijpassend gebit
Elk dieet vraagt om een bijpassend gebit. Zo hebben olifanten vier grote kiezen om de vaak harde plantendelen zoals takken te vermalen. Die kiezen slijten daarbij enorm. Maar achter elke kies groeit een nieuwe kies. Olifanten wisselen vijf keer in hun leven. Knaagdieren hebben vier lange snijtanden die alsmaar doorgroeien. Die blijven scherp en op lengte doordat ze bij het knagen over elkaar heen bewegen. En elkaar zo letterlijk slijpen. Vleeseters zoals leeuwen hebben grote hoektanden waarmee ze hun prooi doden, en puntige knipkiezen om het vlees in stukken te knippen. Krokodillen hebben geen echte kiezen en kauwen niet. Met hun scherpe tanden grijpen ze een prooi, scheuren hem in stukken en hap, slik, weg. Alleseters, waaronder mensen en veel apen, hebben van alles wat. Snijtanden om happen uit vruchten te nemen, hoektanden om een kleine prooien te vangen, en knobbelkiezen om planten te vermalen.
Snavel
In het vogelrijk is niet het gebit, maar de snavel helemaal afgestemd op de eetgewoonten van de soort. Zo scheuren vale gieren en andere roofvogels met hun haaksnavel stukken vlees van een kadaver. De lepelvormige snavel van de lepelaar is een prima instrument om kleine visjes en kreeftjes mee op te lepelen. Pelikanen hebben weer een snavel waarmee ze vis kunnen opscheppen, als in een schepnet. En de kluut maait met zijn opgewipte snavel door het slib op zoek naar slakjes en wormpjes. Vogels die vooral zaden eten, zoals de mus, hebben een kegelsnavel om zaden te kraken. Veel zangvogels zijn alleseters. Met hun priemsnavel pakken ze zowel zaden en vruchten als kleine beestjes. Er zijn ook vogels die hun snavel als wapen gebruiken. Zo spietst de blauwe reiger zijn prooi op zijn lange puntige snavel. Dat kan een vis zijn, maar ook een mol in een weiland.
Voedsel als medicijn
Bepaalde planten helpen pijn, kwalen en ziektes te verdrijven. Dat hebben ook dieren vaak in de gaten. Klinkt logisch, pas in 1980 merkten gedragsbiologen op dat chimpansees om die reden soms planten eten die ze normaal niet lusten. Zo zagen ze een zieke chimpansee op het bittere merg van een Vernoniaplant kauwen. Omdat de plant ook door de plaatselijke bevolking gebruikt wordt tegen buikpijn en darmparasieten, was de link naar zelfmedicatie gauw gelegd. Een dag later was het dier opgeknapt. Dit gedrag blijkt niet uniek. Van honden en katten weten we dat die op bepaalde grassen kauwen om te kunnen braken als ze last hebben van hun maag. Veel vogels blijken parasietdodende planten in hun nesten te verwerken.
Pas in 1980 merkten gedragsbiologen op dat chimpansees soms planten eten die ze normaal niet lusten.
Rituelen
Dieren in ARTIS krijgen hun voedsel aangeboden door de dierverzorgers, op een manier die zo veel mogelijk past bij het dier. Zeeleeuwen zijn bijvoorbeeld in de natuur gewend achter vissen aan te jagen. Daarom krijgen ze in ARTIS hun vis niet in een bakje, maar op een speelse manier toegeworpen. Zo kunnen ze al hun vaardigheden inzetten om die haring of makreel net voor de ander te pakken te krijgen. Dit is een vast ritueel geworden van de ‘dierverzorger vertelt’, een van de dagelijkse activiteiten in ARTIS. Ook mensen hebben rituelen rond voeding. Zoals een toost uitbrengen en de kaarsjes van een verjaardagstaart uitblazen. Onderzoek aan Harvard bracht aan het licht dat zulke rituelen niet alleen de feestvreugde verhogen, maar zelfs maken dat het eten en drinken beter smaakt.